"Toen het uur naderde, dat Jezus geboren zou worden...
toen voelde Jezus' moeder een intense spanning of zoet verlangen in haar binnenste, geheel hiermee te vergelijken alsof een veelsnarig instrument zo uitzonderlijk kunstig bespeeld werd, dat een hart dat door het geluid werd geraakt van zo grote zoetheid en jubel vervuld zou raken, dat alle innerlijke krachten en verlangens zich erop zouden richten de melodie van het zoete geluid vollédig te vatten.
Zo nu was Maria, de moeder van Jezus, innerlijk geraakt en in zichzelf gekeerd, toen de tijd dat zij baren zou nabij was. Toen zij begon te voelen dat haar innerlijke verlangens hemelwaarts stegen - jubelend tot God - boog zij, gekeerd naar het oosten, zeer deemoedig onverwijld haar knieën ter aarde, vouwde haar heilige handen, en verenigde ook innerlijk al haar krachten, en gaf zo te kennen dat zij bereid was dienstbaar te zijn aan het wonderwerk dat God zou voltrekken door haar.
Terwijl zij in deze jubel verkeerde...
was Maria omringd door grote scharen engelen, die een diepzinnig hemels gesprek met haar voerden. Zij behoorden tot de drie hoogste engelenkoren [serafijnen, cherubijnen, tronen]. Die versterkten Maria met hoge blijdschap, door haar ten zeerste te roemen en hooglik te prijzen om haar uitzonderlijke waardigheid.
Zij prezen haar omdat zij door de almachtige God van eeuwigheid zozeer bemind en uitverkoren was, dat van den beginne besloten was in het hoge, diepe, eeuwige, unieke, geheime raadsbesluit van de Drie-Eenheid, dat zij zo diep in liefde met God verenigd zou worden, dat zij door de genade in bijzondere wijsheid en vereniging de natuur van de eeuwige Godheid en de glorie van de hoge Heilige Drievuldigheid zou genieten, aslof deze haar toebehoorden.
Zij prezen haar ook ten zeerste met grote eerbied hierom, dat in hetzelfde raadsbesluit van den beginne besloten was, dat zij moeder zou zijn van de eeuwige, enige Zoom van de eeuwige Vader, God almachtig, die vanuit een wonderbare, onbegrijpelijke oproep van Zijn eeuwige, eigen goedheid daartoe getrokken werd dat Hij zich uit vrije wil zou bekleden met de menselijke natuur, en geboren zou worden en zou verschijnen als een klein kind en een mensenzoon genoemd zou worden.
Om deze hoge uitverkieizing prezen de hoge, doorluchtige, zalige geesten met hoge vreugde die het verstand te boven gaat deze overschone, onbevlekte, zuivere maagd en glorierijke moeder, die niet alleen onbevlekt was, maar schitterend en glorierijk, en die glorieus zou voortbrengen, zou bare de hoge, diepe, verborgen, eeuwige, goddelijke Wijsheid van heel het grote, goede, volmaakte, eeuwige, onveranderlijke Woord Gods, 'oorsporng en einde, enz.'
Deze glorierijke Maria, glorieus verheven met hoge lof werd ook ten zeerste geprezen door de hoge, zalige geesten - die diepe, hoge schouwers im het mysterie van de onveranderlijkheid der hoogste waarheid - omdat het de enige, eeuwige Geest van de Vader en de Zoon, God zelf, van den beginne had behaagd, het verstrooide bijeen te brengen, te verzoenen, geheel en al te verenigen; en dat wat wat met Hem zelf, in Hem - eeuwig God, mens, volkomen Godmens, God, zonder begin - in den beginne onbegrijpelijk volkomen was, aan de verheerlijkte Maria duidelijk te maken, opdat zonder duisternis in haar en door haar geopenbaard zou worden het hoge, diepe, wonderlijke, goddelijke werk, dat niemand tot stand zou kunnen brengen dan God alleen; en dat in haar werd volbracht."
[af en toe herschreven...
originele tekst: Mi Quam...]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten