Met de roos in zijn ene hand...
en een stapel documenten in de andere...
loopt Kollaard het crematorium binnen.
In een kleine ruimte, ingeklemd in het grote uitvaartcomplex, met meerdere grote uitvaartzalen, ligt meneer De B. in een kamer waar uitvaarten in kleine kring plaatsvinden. Het duurt een klein half uur voor de oven gereed is. Tot die tijd hebben Kollaard en Van Dam de tijd de gegevens van De B. te controleren en om het gedicht voor te dragen.
Als er niemand in de buurt is, kijkt Kollaard ook nog even in de kist. „Een standaard procedure voor mij, zo weet je tot op het laatste moment zeker dat je de juiste voor je hebt”, zegt hij. Met een bevestigende knik sluit hij de kist weer: dit is meneer De B.
De ruimte vult zich met stilte. Muziek uitkiezen was te lastig, vond Kollaard. Het is door zijn hoofd heen geschoten, maar wat moest hij dan kiezen? „Stel dat ik iets van André Hazes had gekozen, terwijl hij van André Rieu hield”...
Van Dam ontvouwt een papier met daarop het gedicht. Haar stem klinkt kalm als ze begint met voordragen. Na iedere zin kijkt ze even naar het hoofdeinde van de kist, alsof ze wil zeggen: ‘We laten je niet gaan zonder stil te hebben gestaan bij jouw bestaan.’
-
Een klop op de met bloemen bedrukte schuifdeuren in de ruimte...
duidt aan dat het tijd is om verder te gaan.
De deuren gaan open. Waar bij veel uitvaarten zes dragers zich aan weerszijden van de kist zouden melden, zijn het nu enkel Kollaard en Van Dam die de kist naar de volgende ruimte begeleiden. Om de bocht te kunnen maken moeten ze wel alle zes de handvatten een duwtje geven.
Het tweetal tilt de kist op een tilarm voor het nog dichte luik van de oven.
Een werknemer van het crematorium vraagt aan Kollaard of hij er klaar voor is. Dat is hij. Met een druk op de knop van het bedieningspaneel, gaat het grote luik van de oven open. De tilarm heft de kist van meneer De B., tot deze op gelijke hoogte met de grote, warme ingang is.
Kollaard knikt weer naar de man met het bedieningspaneel. Die drukt. De kist glijdt naar binnen. Als het eikenhout met een zachte plof in het warme donker landt, verschijnen er kleine vonkjes rondom de kist. Net fonkelende sterretjes, die meneer De B. omarmen en zeggen: ‘Het is goed, meneer De B. Wij blijven bij je.’
‘Er is een man gestorven, geen familie, geen vrienden hier aanwezig, die treuren om zijn heengaan. Er is een mens gestorven met een leven, met een hart, een ziel, hij heeft toch echt bestaan.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten