God wilde in het universum...
dat Hij uit het niets had geschapen...
een koning plaatsen. Een koning die van nature de eerste moest zijn onder alle schepselen geschapen uit materie en met materie begiftigd. Een koning die slechts weinig minder dan goddelijk zou zijn, in zijn geestelijke natuur, versmolten met de genade als hij was op zijn onschuldige eerste dag.
Maar de hoogste Geest...
aan Wie alle, zelfs de verste, gebeurtenissen van alle eeuwen bekend zijn, Die onophoudelijk alles ziet wat was, wat is en wat zijn zal, en Die, terwijl Hij het verleden betracht en het heden gadeslaat, door Zijn Voorzienigheid doordringt in de verste toekomst, en weet hoe de dood van de laatste mens zal zijn...
heeft zonder verwarring of onderbreking steeds geweten dat de koning, door Hem geschapen om aan Zijn zijde in de Hemel half-goddelijk te zijn, erfgenaam van de Vader, als volwassene zou komen in Zijn koninkrijk, na te hebben geleefd in het huis van zijn moeder: de aarde, waaruit hij was gemaakt...
dat hij gedurende zijn kinderjaren, als kind van de Eeuwige Vader voor zijn reis op aarde, de misdaad tegenover zichzelf zou begaan de genade in zichzelf te doden, en de diefstal zichzelf te beroven van de Hemel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten