1 Adorote devo-ote, latens Deitas
Ik aanbid met eerbied U-U, Gij verborgen God
Quæ sub his figu-uris vere latitas
die onder dit teken hie-ier waarlijk Zich verschuilt
Tibi se-e cor me-eum totum subicit
aan U onderwe-erpt zi-ich heel en al mijn hart
Quia te conte-emplans totum deficit.
want U schouwend wee-et ik dat dat niets vermag.
2 Visus, tactus, gu-ustus in te fallitur
Oog, en smaak, en ta-astzin, word' in U misleid
Sed auditu so-olo tuto creditur
het geloof steunt veilig slechts op dat wat het hoort
Credo qui-idquid di-ixit Dei Filius
ik geloof in al wat Go-ods Zoon verkondigd heeft
Nil hoc verbo ve-eritátis verius.
niets is meer waar dan het woord van de Waarheid zelf.
3 In cruce late-ebat sola Deitas
Op het kruis ging sle-echts Uw heil'ge Godheid schuil
At hic latet si-imul et Humanitas
hier blijft echter oo-ok Uw Mensheid diep verhuld
Ambo ta-amen cre-edens atque confitens
toch belijdend bei-eide-e met een vast geloof
Peto quod peti-ivit latro pœnitens.
vraag ik wat berou-ouwvol U de rover vroeg.
4 Plagas, sicut Tho-omas, non intueor:
Ik zie niet Uw wo-onden, als eens Thomas deed
Deum tamen me-eum te confiteor.
toch wil ik belij-ijden U-U als mijn God
Fac me ti-ibi se-emper magis credere
doe in U geloven mij-ij altijd méér en meer
In te spem habe-ere, te diligere.
doe op U mij ho-open, U beminnen teer.
Te diligere...
U beminnen teer...
5 O memoria-ale mortis Domini!
O memoriaal te-eken van des Heren dood
Panis vivus, vi-itam præstans homini!
Levend Brood, dat aan de mens he-et leven geeft
Præsta meæ-æ me-enti de te vívere,
geef me dat mijn gee-eest i-in Ú zijn leven vindt
Et te illi se-emper dulce sapere.
geef hem als zijn zoetigheid Ú te smaken steeds
6 Pie Pelica-ane, Jesu Domine
Pelikaan vol goe-oeddheid, Jesus onze Heer
Me immundum mu-unda tuo sanguine:
reinig mij, onrei-eine, met uw zuiver Bloed
Cujus u-una sti-illa salvum facere
waarvan slechts één druppel ze-elfs al verlossen kan
Totum mundum qui-it ab omni scelere.
heel het we-ere-eldrond van de zondenval.
7 Jesu, quem vela-atum nunc aspicio
Jesus, die geslui-uierd ik hier nu aanschouw
Oro, fiat i-illud quod tam sitio:
moge lessen, bid ik U, zich mijn grote dorst
Ut te re-evela-ata cernens facie
dat ik ongesluierd ziende U-Uw aangezicht
Visu sim beá-átus tuæ gloriæ.
zalig zij door 't schou-ouwen van uw heerlijk Licht.
Amen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten