"Toen al de hierboven beschreven hoge lofprijzingen hadden plaatsgevonden met niet te bevatten vreugde, waardoor Maria zeer wonderlijke jubel ervoer, zodat zij als het ware innerlijk gesteld was - rijzend en dalend met zeer zoet, heel melodieus geluid - als een hemelse citer, die seer kunstig bespeeld wordt om voort te brengen het allerbeste en edelste geluid dat men horen of zich indenken kan...
Toen zij zich zo van weelde vervuld voelde...
en de goddelijke stralen zo krachtig tot in haar hart schenen...
en zij begon te gloeien en doorschijnend te worden...
toen stond zij onverwijld op...
en ontkleedde zich van het hoofd tot de voeten...
tot op het kleed dat zij op het lichaam droeg.
Zo stond de glorierijke moeder...
en schitterde van binnen met hoge helderheid in verscheidene graden, hoog en nog hoger...
en heel haar kostbare lichaam was vochtig, alsof zij bedauwd was geweest...
en er ging een zo zoete geur van haar uit...
dat deze niet te vergelijken is met enig ander welriekend iets op aarde.
Deze vochtigheid werd niet met geweld van moeitevolle inspanning uit haar kostbare lichaam geperst, maar vloeide er door overvolle jubel zoetelijk uit. Want zij was niet alleen zonder pijn, maar vol hemelse genieting.
Zo stond zij, van de aarde verheven, omringd door veel engelen van de drie hoogste koren, die haar ten dienste stonden, en de dauw straalde van haar kostbaar lichaam juist alsof zij omhuld was met een helder blinkende wolk waardoorheen de stralen schenen van het goddelijk licht waar zij van binnen vol van was:
alsof die helderheid verdeeld was geweest, zo gingen van haar hoofdharen en van haar hele lichaam onbegrijpelijk veel schijnsels uit, stralen van de hoge goddelijke luister, waarin zij te beschouwen was, niet als aards menselijk, maar als hemels en goddelijk.
Rondom haar ontstond zo grote vreugde en zij was zo vol glorie dat geen mens de blijdschap in deze hoge glorie kan begrijpen waar zij vol van was. Zij steeg op van de ene hemelse genieting in de andere, en werd zo jubelend opgetrokken en binnen gevoerd tot in het hoogste en diepste, waar zij smaakte wat een mensenhart onmogelijk begrijpen kan.
In de hoge verborgen stilte, in de diepste genieting waarin zij was, baarde God in haar geest zo'n hoge onomvatbaarheid, dat haar geest zich zo buitengewoon verheugde dat de gewone jubel in haar tot volledige rust verstilde."
[af en toe herschreven...
originele tekst: Mi Quam...]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten