Het verlangen tilde ons op
tot ver boven de straatstenen.
Voeten van het dek gelaten
geketend bij de vleugels en de nek.
Wij kenden het goed. Het was bij machte
alles te verbreken. Alles te verstieren
wat verzameld was.
En elk woord werd een leugen, elke belofte.
De letters, de zinnen werden slaven
van het verraderlijk verlangen
dat zich telkens vermomde.
Soms verlangden wij het lam te zijn
geofferd in het hemelstralen
dan werden wij de pooier
aan de ingang van de martelkamer.
Wisten wij maar wat zou blijven :
De wens om zuiverder te worden
of de honger om het vuil.
Wisten wij maar
wat de doorslag gaf.
De stenen bleven ondoorzichtig
tot de doodslag kwam.
uit: Vuurdoorn me (2010)
Annemarie Estor
Geen opmerkingen:
Een reactie posten