donderdag 9 december 2021

jeruzalem 2






JERUZALEM, MIJN VADERSTAD

Willem Barnard, ca.1960


1.

Jeruzalem, mijn vaderstad,

mijn moederhuis, wanneer

zal ik u zien zoals ge zijt,

de bruid van onze Heer?


2.

Daar is geen pijn en geen verdriet,

geen afgunst en geen nijd,

en angst en armoe zijn er niet

maar altijd vrolijkheid.


3.

Daar is geen zon, daar is geen maan,

geen mist, geen duisternis,

maar 't licht komt van de troon vandaan

waar de Messias is.


4.

En zeker is geen ziekte daar,

geen ongeluk, geen dood,

geen boze duivel, geen gevaar

en geen gebrek aan brood.


5.

God geve mij, Jeruzalem,

dat ik eens op een dag

een pelgrim aan uw poorten ben

en dat ik binnen mag.


6.

Daar zijn de muren transparant,

de deuren parelmoer,

de sterke plaatsen diamant,

zilver en goud de vloer.


7.

De huizen zijn er van ivoor

met vensters van kristal,

o mocht ik maar die deuren door,

dan wist ik alles al!


8.

De heiligen staan in het licht

en kijken honderd uit

van aangezicht tot aangezicht

met God en met Zijn Bruid.


9.

Jeruzalem, die grote stad,

mijn God was ik er maar

op 't vrolijk heilig huwelijk

een van de gasten daar.


10.

Want híer is alle zoet vermengd

met gal en bitterheid,

geluk wordt altijd weer gekrenkt,

hoe nijpen schuld en spijt!


11.

Maar dáár is leven een en al

verrukking en plezier

en duizend jaren zijn er als

de dag van gisteren hier.


12.

De stroom des levens vloeit maar aan,

de straten in en uit

waarlangs de hoge bomen staan,

het groene levenskruid.


13.

De engelen zitten op een rij

als vogels in een boom,

de vreugde gaat er nooit voorbij,

het is als in een droom.


14.

Daar groeit het graan, daar rijpt de wijn

voor iedereen te geef

als nectar en als ambrozijn

waarvan men eeuwig leeft.


15.

David is daar, met harp en al,

koormeester van de stad,

Maria, denkend aan de stal,

zingt het Magnificat;


16.

Simeon heft zijn lofzang aan,

Mirjam en Hanna zijn

bij alle vrolijkheid vooraan

met trom en tamboerijn.


17.

Te Deum zingt Ambrosius

en alle vaders mee,

Johannes en Gregorius,

zingen Laudamus Te.


18.

En Luther zingt er als een zwaan

en Bach, de grote Bach,

die mag de maat der engelen slaan

de lieve lange dag.


19.

De negers met hun loftrompet,

de joden met hun ster,

wie arm is, achterop gezet,

de vromen van oudsher...


20.

van alle kanten komen zij

de lange lanen door,

het is een eindeloze rij,

de kinderen gaan voor.


21.

Jeruzalem, mijn Vaderhuis,

mijn Moederstad, wanneer

zal ik u zien? Wij zijn op reis

naar u en naar de Heer!



[bron]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten