-25 juni 1572-
In Gorcum bevonden zich...
een nonnenklooster en een franciscaner mannenklooster.
Claes Pieck, de gardiaan [overste] van dat laatste klooster, nam de nodige voorzorgsmaatregelen. Hij evacueerde de nonnen naar de even buiten de stad gelegen vesting van baljuw Turck. Anderen moedigde hij aan zo veel mogelijk uit te wijken naar familie of andere kloosters in de omgeving. Ook bracht hij waardevolle spullen, zoals misbekers, in veiligheid. Die zouden immers makkelijk ten prooi vallen aan de geuzen.
Voor de franciscanen was de situatie het meest bedreigend: de woede van het geusgezinde volk richtte zich in andere steden juist op hen, omdat zij de naam hadden een rijk leven te leiden, terwijl ze schuil zouden gaan achter een masker van armoede...
De meeste monniken weigerden hun stad te verlaten.
Ook de twee pastoors van Gorcum, Leonardus van Veghel en Claes van Poppel, bleven. Tot op het laatste toe bleef Poppel de Heilige Mis opdragen: op 26 juni in de ochtend deed hij dat voor de laatste keer. In een kort boekje over de martelaren schrijft de katholiek C. Blijswijk: "De pastoor had zijn beste toog aangetrokken. Een verwonderde parochiaan vroeg hem schertsend of hij soms naar een bruiloft toeging. Het onverwachte antwoord luidde: 'Zo voel ik mij ook.'"
Diezelfde dag besloot het stadsbestuur de geuzen binnen te laten. De pastoors, nonnen en monniken zaten toen, samen met andere overtuigd katholieke inwoners van Gorcum, achter de muren van Turcks vesting. Daar zouden ze niet lang veilig zijn. De overmacht van de Geuzen was te groot, en de hulptroepen van de Spaanse legerleider Bossu kwamen veel te laat.
Nog geen dag later viel ook de vesting in handen van de geuzen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten