Jacob - de la Coupe - Lacops...
werd net als zijn broer Adriaan, geboren in Oudenaarde [geboorteplaats, twintig jaar eerder - in 1522 - , van Margaretha van Parma, halfzus van Filips II], en net als hij - en net alsook de uit Hilvarenbeek afkomstige Adriaan Janssen - norbertijner-kanunnik in de Onze-Lieve-Vrouwe-abdij van Middelburg.
Hij was een charmante jongeman, die de bijnaam 'Jacobellus' kreeg, een samenstelling van zijn naam Jacob en het Latijnse woord voor 'mooi'...
Toen de beeldenstormers in 1566...
meer dan 400 kerken in Zeeland plunderden...
en de abdij van Middelburg innamen...
koos de toen 25-jarige man, die al protestantse geschriften gelezen had, samen met twee andere kloosterlingen de kant van de gereformeerden, en werd zelfs een tijdlang protestants predikant. Hij predikte tegen het katholicisme en schreef het pamflet: 'Defloratio Aureae Legendae' [’Ontmaagding van de Gouden Legende’ (een verzameling heiligenlevens)]. Het werd echter nooit gepubliceerd.
Toen hij de overtuiging en het verdriet van zijn vader Antoon daarover zag, en ook gesprekken voerde met zijn broer en mede-norbertijn Adriaan, kwam hij in 1567 tot het besluit zich vergist te hebben. Hij scheurde zijn werk aan stukken, en gooide de resten ervan in het vuur.
Jacob besloot zich te verzoenen met de kloosterorde en werd naar het klooster van Mariënweerd in de Betuwe gestuurd, waar hij twee jaar boete deed. (In sommige bronnen vijf jaar...) Nu schreef hij teksten ter verdediging van de katholieke leer. Waarschijnlijk kreeg hij in deze periode ook zijn priesterwijding in Mariënweerd.
Zijn oudere broer Adriaan werd pastoor te Monster...
en Jacob zond men uit als kapelaan/onderpastoor in een naburige parochie.
Hun bejaarde vader woonde mee in de gezamenlijke pastorij...
Adriaan, Jacob en ook Jacobs oude vader werden meegenomen naar Den Briel. Onderweg kregen de geuzen dorst. Zij stelden aan een groep vissers voor om de pastoors te ruilen tegen een vat bier, maar zij weigerden. Aangezien de vader geen priester of monnik was, liet men hem, eenmaal in Den Briel, weer vrij. De twee priesters werden wel in de gevangenis gezet, bij de anderen die men uit Gorcum had gebracht.
Samen met achttien anderen, de meesten van hen franciscanen, werd Jacob de la Coupe op 9 juli 1572 opgehangen. Omdat er al vijftien personen voor hem waren opgehangen, was er geen plaats meer aan de balken. Men hing hem daarom aan het uiteinde van de ladder.
De lichamen werden naast de plaats van executie in een kuil gegooid.
In 1615 werden hun relieken opgegraven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten