"Dan, ineens, klonk de stem van de simpele Govaert van Duynen..."
Godfried (Govaert) van Duynen werd geboren rond 1502 in Gorcum. Zijn ouders behoorden tot de middenklasse, zoals men kan afleiden uit het feit dat zijn vader Dierick op eigen kosten een Mariakapel en een leprakolonie liet bouwen.
Govaert was een goede leerling en ging naar de Sorbonne in Parijs om de Vrije Kunsten en Talen te studeren. Daar behaalde hij zijn doctoraat en werd aangesteld als hoogleraar. Al in de biografische schets door Willem van Hees [neef van Claes Pieck, theoloog en hoogleraar in Leuven en Dowaai] wordt vermeld dat hij tot rector werd verkozen van de universiteit in Parijs, maar dat is in documenten uit Parijs niet vast te stellen...
Op aandrang van zijn oom, die als Nederlands priester eveneens in Parijs actief was, liet hij zich tot priester wijden en werd pastoor in een niet nader genoemde stad in Noord-Frankrijk 'op de grenzen der Nederlanden gelegen' [van Duynen!... bij Dowaai... Duinkerken, Abdij Ten Duinen?...]. Hij bleef dit jarenlang.
Tijdens een oorlog tussen keizer Karel V en koning Frans van Frankrijk, werd de oom ervan beschuldigd informatie te hebben doorgespeeld aan de keizer, en kwam een tijd in de gevangenis, tot zijn onschuld bewezen was. Ook Govaert kreeg als buitenlander te maken met pesterijen als gevolg van de oorlog.
Rond 1544 kreeg hij blijkbaar een burn-out.
En begon aan psychische problemen te lijden, waardoor hij zijn taak als geestelijk herder niet meer kon waarnemen. Hij keerde bijgevolg terug naar Gorcum, waar hij als priester op rust nog missen las en de biecht afnam. Voor de rest leefde hij in stille afzondering.
Toen rond 1566 de eerste protestantse openluchtpreken werden gehouden, ging Godfried er maar één keer heen. Midden in de toespraak stond hij op en zei: 'Luister niet naar hem. Die man is een bedrieger!' De andere toehoorders lachten dat hij niet goed bij zijn hoofd was. Maar Godfried antwoordde: 'Dat kan wel waar zijn, maar die predikant vertelt dingen die hem door Satan zijn ingefluisterd.'
Na de inval van de Geuzen in 1572...
werd Godfried, inmiddels zeventig jaar oud...
samen met andere katholieke geestelijken gevangengenomen.
De geuzencommandant Marinus Brandt besloot hem vrij te laten. Men vroeg aan de soldaten die hem naar buiten brachten, wat zij aan het doen waren. Zij antwoordden: 'Deze arme dwaas wordt vrij gelaten.' Daarop zeiden de anderen: 'Als hij verstand genoeg had om God te creëren, heeft hij ook genoeg verstand om opgehangen te worden.'
Met 'God creëren' verwees men naar de consecratie, de katholieke leer dat Christus werkelijk tegenwoordig is in de door de priester geconsacreerde hostie.
-
Een paar dagen later...
werd de groep geestelijken per schip overgebracht naar Brielle, waar Willem van der Marck Lumey zijn hoofdkwartier had. Daar werden zij op 9 juli opgehangen. Toen Leonard van Veghel langzaam de ladder opging, sprak Govaert hem moed in: 'Vandaag zullen wij met de Heer en het Lam Bruiloft vieren in de hemel.'
Terwijl bij sommigen de angst voor de dood van het gezicht was af te lezen, was dit bij Godfried van Duynen niet het geval. Hij stapte zonder vrees de ladder op. Enkelen onder de beulen zeiden dat men de onschuldige man zou moeten laten gaan... maar Govaert had het gehoord en drong aan om met zijn broeders verenigd te zijn.
Met de strop om de hals zei hij:
'Ik zie de hemel geopend.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten