Tegen haar wil, moest ze huwen met Lorenzo Ponziani, bevelhebber van de pauselijke troepen. Deze was vrij begoed en bezat talrijke landbouwgronden, voorraadschuren en boerderijen rond Rome.
Door de vele afwezigheden van haar man werd Francisca de feitelijke eigenaar van het familiefortuin, kennelijk tegen de zin van haar oude schoonvader. Van Francisca werd verteld dat zij talrijke aalmoezen uitdeelde, zieken verzorgde met kruiden uit haar kruidentuin, en als vroedvrouw hielp waar ze kon.
Toen in 1402 de burgers van Rome uitgehongerd waren, door de oorlog met het koninkrijk Napels, opende zij de poorten van de voorraadschuren. Zij deelde graan, olijven en andere goederen uit. Ze stichtte een gezelschap van ongehuwde vrouwen, op een familieterrein aan de Capitolijn, om haar te helpen bij al haar taken van weldoenster en verzorger. Haar faam verspreidde zich over Rome.
Haar man werd zwaar verlamd...
door een kwetsuur op het slagveld...
en werd vele jaren door Francisca verzorgd.
Francisca verloor twee van haar drie zonen aan de pest. Tijdens een pestepidemie in Rome had zij pestlijders in haar woning toegelaten, en raakten twee zonen geïnfecteerd. Een derde zoon was ze bijna kwijt als gijzelaar, toen het Napolitaanse leger belangrijke burgers in Rome als gijzelaar opeiste.
Volgens de legende wilde geen paard van het Napolitaanse leger dit jongetje dragen, en werd het jongetje bijgevolg teruggegeven aan de moeder. Francisca moest wel ondergaan dat het stadspaleis van de familie geplunderd werd door de Napolitanen. Ze voelde zich verwant met de ongelukkige Job uit de Bijbel...
~wikipedia~
Geen opmerkingen:
Een reactie posten