Zuster Justa vertelde :
"Zo ontving ik dan op zekere dag een schrijven van het aartsbisdom Mechelen.
Toen was Kardinaal Van Roey daar aartsbisschop.
In dat schrijven werd mij verboden nog in contact met het volk te komen. Dus verboden om nog naar de spreekplaats te gaan of om briefwisseling te onderhouden. Ja, ik ontving zelfs de doodsbrieven van eigen familieleden niet.
Ook mocht ik geen voet meer buiten het klooster zetten. Ik mocht nog in de kloostertuin gaan tot 8 uur in de ochtend, maar ook daar stond ik onder controle. De enkele Zusters die mij steunden en opbeurden, werden naar een buitenhuis gestuurd.
Zekere maandagmorgen, in de maand maart 1956 (47 jaar oud)...
voor 8 uur, bracht ik, volgens gewoonte, mijn dagelijks bezoek aan het Sint-Jozefbeeld in onze tuin. Het was voor mij door dit kortwieken een zeer droevige tijd. Terwijl ik mijn verdriet aan Sint-Jozef vertelde, het wenen nabij, hoorde ik opeens een zeer klare mannenstem uit het beeld komen, die me zei:
'Breng mij in de Nieuwe Wijk te Kapellen, ge kent toch die plaats, ja breng me daar! Daar kan iedereen komen, en daar zal ik ten beste spreken voor allen die me aanroepen, zelfs zo dat de Hemel de aarde zal raken en de aarde de Hemel.'
-
Volkomen gesterkt, overgelukkig en vastberaden, zei ik:
'Dat zal ik doen, heilige Jozef. Op 1 mei (feest van Sint-Jozef-Ambachtsman) stáát uw beeldje in de Nieuwe Wijk, daar moogt ge geheel gerust in zijn!'”
[bron]
Geen opmerkingen:
Een reactie posten