zondag 7 november 2021

kapellen 6

"Twee dagen later, een woensdag, kwam de portierster me zeggen: 'De huishoudster van mijnheer pastoor van Kapellen is in de spreekplaats en moet U iets zeggen, en gij moogt gaan van de Eerwaarde Moeder.'

Na de les, spoedde ik mij er haastig heen. Ze was gestuurd door mijnheer Pastoor om voor hem, maar ook voor haarzelf, een zekere gunst aan te bevelen. Als bijzondere gunst voor haarzelf verlangde en vroeg de huishoudster de genezing van haar zuster, die volgens haar zeggen aan kanker leed. 

Ik zei haar, 'Als gij al het mogelijke doet om ervoor te zorgen dat mijnheer Pastoor een Sint-Jozefbeeld in de Nieuwe Wijk in Kapellen zal plaatsen tegen 1 mei eerstkomend, dan zult ge zeker en vast de hulp van Sint-Jozef ondervinden. Gijzelf moet het beeldje daar niet brengen, dat moet mijnheer Pastoor doen. Gij moet maar zorgen dat het er komt tegen 1 mei, en dit door herhaaldelijk aan te dringen'. 

Zij had trouwens geen gezag om het zelf te doen, en was zonder verweer, als vijandelijke weerstand het haar zou willen beletten. De huishoudster meende dat dit alles zeer spoedig en gemakkelijk kon uitgevoerd worden. Mijnheer Pastoor dacht er evenwel geheel anders over. Hij vond het volkomen onzin een Sint-Jozefbeeldje in de Nieuwe Wijk te plaatsen. 

De huishoudster bleef haar best doen om hem toch te bewegen tot het plaatsen van het beeldje. En dat werd haar ook beloond, want haar zieke zuster genas plotseling. 

Dit trof mijnheer Pastoor wel zeer diep... 

maar een Sint-Jozefsbeeldje in de Nieuwe Wijk te plaatsen...

dat was hij nog niet van zin.



Menselijk gesproken, had hij er reden toe. 

De huizen van de Nieuwe Wijk werden gebouwd in 1920 en 1921 door een ongodsdienstig comité. Wie van de gemeente hulp of steun ontving, moest afzijdig blijven van de godsdienst en de kinderen naar de staatsschool sturen. De huizen waren zeer vlug verhuurd. 

De eigenlijke Kapellenaren lieten zich niet in met de bewoners van de Nieuwe Wijk. Thans echter hebben de meeste mensen daar hun huis gekocht en sierlijk opgemaakt en doen inzake godsdienst wat ze willen. Enkelen komen al in stilte naar de kapel. Zelfs een huisgezin in de wijk, de familie Arnouts Rottiers, zorgde liefdevol en met toewijding voor de kapel. Maar de geestelijkheid van Kapellen bleef er die tijd weg. 

Zo vond mijnheer Pastoor mijn verlangen onuitvoerbaar. 



Maar ik gaf de moed niet op... 

en bad de heilige Jozef... 

om de Pastoor door een ziekte of een andere beproeving zo in het nauw te brengen, dat hij uit verlangen om hulp te bekomen, daar een beeldje zou brengen en het op de geschikte plaats ter verering opstellen. 

Een eerste ziekte deed hem beloven dat hij het daar zou brengen... maar eenmaal genezen, meende hij te voldoen met er een in zijn huis te plaatsen. 

Maar dit was het niet wat men verlangde... De heer Pastoor kreeg een zere knie... Een operatie bleek nodig te zijn, en zelfs daarna - pronostikeerde de dokter - zou hij een stijve knie of been behouden... 

Nú verzekerde de Pastoor dat er een beeldje zou komen indien hij zonder operatie genas... Hij genas... en tóch aarzelde hij nog, onder voorwendsel dat hij geen geschikt beeldje had."


[bron]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten