zaterdag 6 maart 2021

naar -4

"Ik had een 'geldautomaat-relatie' met de Heer... 

moet ik toegeven. 

Ik greep de rozenkrans en verwachtte geld als beloning, dat was mijn relatie met Hem. Mij werd getoond hoe, zodra ik mijn diploma had en naam en faam maakte voor mijzelf, de Heer te min werd voor mij, en ik mijzelf beter begon te achten. 

Zelfs niet de kleinste uiting van liefde voor de Heer. Dankbaar zijn? Nooit! Zelfs niet wanneer ik mijn ogen opende in de morgen, nooit een 'dank U Heer, voor deze nieuwe dag die U mij gegeven hebt', 'dank U voor mijn gezondheid', 'voor het leven van mijn kinderen', 'omdat ik een dak boven mijn hoofd heb', of 'ik beklaag diegenen die geen dak boven hun hoofd hebben, geen voedsel om te eten'... 

Niets! 

Zeer ondankbaar!

-

'En daarnaast plaatste je je Heer zo laag, dat je meer op Mercurius en Venus vertrouwde voor je geluk. Je werd verblind door astrologie, en je beweerde dat sterren je leven bepaalden! 

Je begon te wandelen in alle doctrines van de wereld. Je begon te geloven dat je zou sterven, en opnieuw zou herbeginnen! Maar je vergat genade! Je vergat dat je vrijgekocht werd door het bloed van je Heer!'

Ze gaven mij een test over de Tien Geboden. 

Ze toonden me dat ik bewéérde dat ik God aanbad, en liefhad met mijn woorden, maar dat ik in werkelijkheid Satan aanbad. 





Een vrouw kwam ooit eens naar mijn tandartspraktijk, om haar diensten als heks aan te bieden, en ik zei dan: 'Ik geloof daar niet in, maar zet die amuletten daar maar neer, voor het geval dat, voor geluk.'

Ik had in een hoek, waar patiënten geen weet van hadden, een paardenhoefijzer en een cactus neergezet, zogezegd om slechte energieën te weren. Hoe beschamend was dit alles! 

Ze maakten een analyse van heel mijn leven gebaseerd op de Tien Geboden. Ze toonden mij hoe ik met mijn naaste omgegaan was. Ze toonden mij hoe ik God vertelde dat ik Hem liefhad, toen ik nog niet ver van Hem vandaan was, nog niet in het atheïsme betrokken was. Maar met dezelfde tong waarmee ik de Heer zegende, zou ik uithalen tegen de hele mensheid. Ik bekritiseerde iedereen. 

Ik wees met de vinger naar iedereen, de altijd-heilige Gloria. En ze toonden mij hoe ik vol nijd was, en altijd ondankbaar. Ik erkende nooit al de liefde en de onbaatzuchtige inspanningen van mijn ouders, om mij op te voeden en naar de universiteit te laten gaan. Zodra ik een universitair diploma had, werden zelfs zij te min voor mij. Ik voelde mij beschaamd tegenover mijn moeder, vanwege haar eenvoud, haar nederigheid en armoede.

-

En ze toonden mij als echtgenote. 

Wie was ik? 

Ik zou dag in dag uit klagen, vanaf het aanbreken van de dag. En mijn echtgenoot zou dan zeggen: 'Goedemorgen!', en ik zou antwoorden: 'Wat wil je daarmee zeggen, schat? Kijk, het regent buiten!' 

Ik zou ook klagen over mijn kinderen. Ze toonden mij dat ik nooit liefde of medelijden had voor mijn naasten, voor mijn broeders en zusters daarbuiten. 

En de Heer zei me: 'Je had nooit enige aandacht voor de zieken, en hield hen nooit gezelschap in hun eenzaamheid. Nooit eens mededogend voor kinderen zonder een moeder. Voor al die lijdende kinderen!' 

Ik had een hart van steen. 

In een notendop, ik kon nog niet de helft goed beantwoorden... 

op mijn ‘test’ over de Tien Geboden."


[bron]

Geen opmerkingen:

Een reactie posten